Waarom zouden we in deze tijden van Photoshop, Lightroom en gelijksoortige programma’s nog handmatig foto’s bewerken? In het geval van fotografie met verloopfilters is deze vraag snel beantwoord: omdat deze filters fotoresultaten en -effecten kunnen genereren die tijdens de nabewerking slecht of zelfs helemaal niet bereikt kunnen worden. Daarom leggen we in dit adviesartikel uit welke soorten verloopfilters er zijn en wanneer het echt de moeite waard is om ze te gebruiken.
Het ene verloopfilter is het andere niet
In principe is een verloopfilter een extern fotofilter van glas dat met een speciale houder wordt aangebracht voor de camera. Afhankelijk van het type filter kunnen daarmee verschillende fotoresultaten worden behaald, omdat de lens van de camera door dit externe filter zo te zeggen op het fotomotief is gericht. Het is ook mogelijk om met de juiste houder meerdere filters tegelijk te plaatsen en deze in combinatie te gebruiken.
Er zijn twee verschillende soorten verloopfilters: de ND-filters (‘neutral density’, neutraal, grijs) en de GND-filters (‘graduated neutral density’, grijsverloop).
ND-filter – reductie van de lichthoeveelheid
De neutrale filters hebben in principe de functie om de invallende hoeveelheid licht op de sensor van de camera te verminderen en daardoor de helderheid of het kleurcontrast van het motief te veranderen. Bovendien is het mogelijk om door deze vermindering de lichthoeveelheid met een groter diafragma te fotograferen en daardoor de scherptediepte te verkleinen. Daarnaast kan met donkere ND-filters ook de sluitertijd van een foto worden verhoogd en zo kan bijvoorbeeld stromend water verzacht worden weergegeven of kunnen bewegende wolken worden getoond.
ND-verloophoekfilters zijn verkrijgbaar in verschillende uitvoeringen: Klassieke varianten zijn het ND8-filter met een optische dichtheid van 0,9 en een vermindering van het aantal diafragmastappen met 3 stops, het ND64 verloopfilter met een optische dichtheid van 1,8 en een vermindering van het aantal diafragmastappen met 6 stops en de ND1000 met een optische dichtheid van 3,0 en een vermindering van het aantal diafragmastappen met 10 stops.
Gebruiksmogelijkheden van ND-filters
Bij ND-filters met een hogere dichtheid en een overeenkomende langere belichtingstijd moet in elk geval een statief worden gebruikt – om bewegen te voorkomen.
ND-filters worden vooral gebruikt als door verduistering een langere sluitertijd moet worden bereikt. Dat kan in de landschapsfotografie net zo goed het geval zijn als bij stads- en reisfotografie. Dankzij dit soort verloopfilters kan ook overdag, als de helderheid eigenlijk te hoog is, langer worden belicht en daardoor kan bijvoorbeeld water ‘vlak’ worden gemaakt of kunnen bewegende wolken worden weergegeven.


Helderheidsverschillen vereffenen met GND-filters
In de basis zijn camera’s duidelijk verschillend van het waarnemingsvermogen van het menselijk oog. Ogen kunnen zich goed aanpassen aan verschillende lichtverhoudingen – ze nemen donkere en lichte gebieden in de omgeving afzonderlijk waar en voegen die in de hersenen samen tot een samenhangend beeld. Camera’s lopen echter tegen problemen aan als er in een beeld lichtwaarden van verschillende sterktes zijn, omdat zij de totale omgeving (donker en licht) in één keer in een foto samenvatten. Deze situatie leidt vaak tot over- of onderbelichting van een bepaald onderdeel van de opname.
Met grijsverloopfilters worden deze belichtingsverschillen vereffend en kan een gelijkmatig belichte foto worden gemaakt.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier typen GND-verloopfilters: soft-, hard-, reverse- en medium-GND-filters.
Soft-GND-filter
Het soft-GND-filter heeft een zeer zacht en breed grijsverloop. Dit filter komt het beste tot zijn recht als het gewenste fotomotief geen duidelijke licht-donkergrens heeft, maar de verschillen in helderheid weliswaar zichtbaar zijn, maar eerder vloeiend in elkaar overgaan. Dat is vaak het geval bij landschapsfotografie.


Medium-GND-filter
Het medium-GND-filter heeft een wat harder verloop dan het soft-GND-filter, maar er is in het fotomotief nog altijd geen duidelijke lijn aanwezig waarop het contrast tussen licht en donker kan worden bepaald. Typische gebruiksmogelijkheden zijn in de landschapsfotografie bijvoorbeeld bergketens of boomtoppen, waarbij het dal bijvoorbeeld duidelijk donkerder is dan de lucht, of een skyline van de stad, waarbij de gebouwen donkerder zijn dan de horizon.
Hard-GND-filter
Het hard-GND-filter onderscheidt zich vanwege het feit dat het dankzij zijn heldere licht-donkergrens perfect helderheidsverschillen kan vereffenen bij een duidelijke horizonlijn. Een klassieke gebruiksmogelijkheid is het fotograferen op zee of ook het fotograferen van berglandschappen met een rechte horizonkant.


Reverse-GND-filter
De vierde variant is het reverse-GND-filter. Bij dit filtertype is het grijsverloop naar het midden toe omgekeerd. Het filter wordt naar het midden toe niet lichter maar donkerder voordat het overgaat in het lichte gebied. Dit verloopfilter wordt graag gebruikt voor het fotograferen van zonsondergangen/zonsopkomsten, omdat daarbij vaak het midden van het beeld (de ondergaande zon) het helderste punt weergeeft en de bovenste en onderste randen van het beeld wat donkerder zijn.


Natuurlijk moet er geoefend worden met de werking van het verloopfilter, maar de fotoresultaten bij correct gebruik spreken voor zich.
Afbeeldingen: Rollei